Schuifkaas
Ooit bestond er een bijzonder soort kaas, die zo lang meeging dat je er twee keer van kon genieten. Het enige dat je nodig had, was een ijzeren discipline en een rijke fantasie. Soms hadden zijn ouders zoveel mazzel, dat zij deze kostbare kaas konden kopen. Hij legde dan een klein plakje op zijn oude brood en terwijl hij zijn brood sneed, schoof hij het plakje kaas steeds verder. Op die manier deed hij er extra lang mee. Zijn vader noemde het kaas voor de armen.
Het zal duidelijk zijn, dat schuifkaas je maag niet vult. Je vraagt je dan ook af, waarom zo veel christenen vaak de geestelijke strijd strijden, met schuifkaas. Het geeft je niet eens voldoende energie om te strijden. En dat met zo’n geweldige God aan het hoofd. Een God ook, die van schuifkaas geen kaas gegeten heeft. Een God die overvloedig het goede geeft, in een gestampte overvloeiende maat. Die Zichzelf als Eerste volledig heeft gegeven, uit volle liefde voor ons. En Die van ons niets minder terugverwacht.
Deuteronomium 6: 4 Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! 5 Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. 6 Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn.
God neemt met minder dan onze volledige toewijding geen genoegen. God houdt van volgelingen die warm zijn voor Hem. Maar volgelingen die lauw zijn spuugt Hij uit. Openbaring 3,14-22.
Daarom moet je ook nooit schuifkaas meebrengen naar de geestelijk strijd. Jezus tenslotte, is beslist niet arm in het geven van al wat je aan geestelijke toerusting nodig hebt. En waar het op geestelijke strijd aankomt, is je identiteit in Jezus van groot belang.
Handelingen 19:13 En ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt. 14 Het waren nu zeven zonen van een zekere Skevas, een Joodse overpriester, die dit deden. 15 Maar de boze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij? 16 En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde hen tezamen en bleek zoveel sterker dan zij, dat zij zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten.
De principes, die in de geestelijke strijd de overwinning brengen, zijn door God bepaald. Het allerbelangrijkste principe is: Het is Gods strijd, niet de onze. God gebruikt ons in de strijd, niet andersom. God laat Zich niet gebruiken.
In Jozua 5 en 6 zien wij de basisprincipes achter geestelijke strijd heel mooi aan het werk. Jozua 5 vanaf vers 13 t/m Jozua 6:1 t/m 27.
Wat gebeurt er hier? Allereerst heeft Jozua zijn huiswerk willen doen. Hij wilde weten wie de vijand was, waar zijn zwakte en zijn sterkte lag. Hij zond verspieders uit. Uit het vervolg blijkt, dat hij die uiteindelijk helemaal niet nodig had. In hoofdstuk 5:13 lezen wij namelijk over de ontmoeting met de leider van het leger van God, de aanvoerder, de generaal. Via deze generaal geeft God instructies met betrekking tot de inname van Jericho. God bepaalt hier de strategie en Israël volgt.
Het is Gods strijd niet die van ons. Dat de generaal is gekomen met getrokken zwaard betekent dat het Gods tijd is waarop Hij Jericho wil innemen. Hier zien wij al twee basisprincipes aan het werk. Gods strijd en Gods tijd. Natuurlijk is ook hier, de rode draad, het allerbelangrijkste principe, aanwezig. Want Wie staat in het centrum van het leger? Jozua 6:6-10.
Net zoals Israëls stammen rondom de tabernakel en daarmee rondom de ark gelegerd waren, zo trekt God te midden van Zijn volk met hen op. Hij staat centraal in dit leger. God liet geen twijfel bestaan om Wie het ging. Zijn priesters bliezen de ramshoorn voor de God van Israël, terwijl heel het volk zweeg.
Het volgende principe zien wij in de soldaten die voor de ark uittrokken. Zij waren gereed voor de strijd, klaar om ingezet te worden. Klaar staan betekent, toegerust zijn. Hoewel God je alles wil leren en geven wat je nodig hebt, draag je zelf de verantwoording om toegerust te willen worden. Nederigheid, is hierbij een niet geheel onmisbare karaktereigenschap. Nederigheid helpt je, om voor God door dingen heen te gaan die je zelf zou mijden. Nederigheid is de wetsteen voor je zwaard. Het leert ons hoe wij ons zwaard scherp kunnen houden. Een soldaat die zijn zwaard niet kan hanteren, is een vogeltje voor de kat.
De priesters trokken voor de ark uit, bliezen de ramshoorn tot Gods eer. Dit en alles wat Israël in hoofdstuk zes doet, spreekt van aanbidding tot God. Aanbidding is meer dan alleen het zingen van lofliederen. Aanbidding is een manier van leven. Het is leven tot eer van God. Gehoorzaamheid is dan ook een belangrijk aspect van aanbidding.
Moet je eens indenken. Jericho werd gevreesd, was nog nooit verslagen. Dan wandelt Israël het land binnen en versmelt hun hart, vanwege de daden die God heeft gedaan, Jozua 2:8-12. En wat moet het gevreesde leger van Israël doen? Rondjes lopen en op de ramshoorn blazen. Een beetje soldaat, die wel van een leuke knokpartij houdt, zou het schaamrood op de kaken krijgen. Ik stel mij het gehoon van die bange vijand levendig voor. Ik hoor het gelach en gespot vanaf die hoge sterke muren. ‘Willen jullie geulen slijten voor onze muur? Is dit een oefening voor jullie terugtocht?’ Rondjes lopen had nog nooit een oorlog gewonnen. Maar voor alles moet een eerste keer zijn. Ondanks dat het een ietsie pietsie belachelijk leek, deed Israël wat God hen vroeg om te doen.
Aanbidding en gehoorzaamheid. Het een kan niet zonder het ander. Ze horen bij elkaar. En toch noem ik ze als twee aparte principes. Gewoon omdat ze niet veronachtzaamd mogen worden. Het op 1 na laatste principe dat ik wil noemen lezen wij in de bijzondere woorden die Jozua tot het volk sprak. Jozua 6:16 Toen de priesters bij de zevende maal op de horens bliezen, zeide Jozua tot het volk: Juicht, want de HERE heeft u de stad gegeven!
Er was nog geen pijl geschoten. Geen bres geslagen. Geen zwaard gekruist. Maar het volk moest juichen omdat de Here de stad had gegeven, nog voordat de stad daadwerkelijk was gevallen. Daar is maar 1 woord voor. Het is klein als een mosterdzaadje en het heet geloof. Israël moest erop vertrouwen dat de stad was gevallen terwijl de muren nog overeind stonden. Toen het gejuich, dat in geloof aanzwol, werd gehoord, vielen de muren van Jericho. Inderdaad, zo krachtig zijn de principes achter geestelijke strijd. Het begint met je identiteit in Jezus. Ben je niet gerechtvaardigd in Zijn bloed en heb je geen relatie met Hem? Dan heb je ook niet de juiste wapenrusting. Dan klinkt het: ‘Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij?’ Heb je echter een levende relatie met Jezus, dan heb je alles ontvangen om de genoemde principes te gebruiken. Laat ik ze nog eens noemen:
- Je identiteit in Jezus Christus.
- Gods strijd.
- Gods tijd. Hij bepaalt de strategie, hoe wat waar en wanneer. Dus rondjes lopen zonder dat God aangeeft om dit te doen, zal de vijandelijke muren niet neerhalen. Geestelijke strijd is geen kopie van een vorige veldslag.
- Gereed zijn voor de strijd. Leer het Woord van God gebruiken en gehoorzamen. Sta open voor de correctie die God wil geven. Als je weet dat God iets van je vraagt, doe het dan meteen. Leer te toetsen of je God wel goed hebt begrepen en of het inderdaad God is, die iets op je hart heeft gelegd. Leer de geesten onderscheiden.
- Aanbidding.
- Gehoorzaamheid.
- Geloof. Kijk nou, 7 principes om in de geestelijke strijd te overwinnen. Zeven? Niet echt. Beter nog, echt niet. Want er is een 8e principe.
- Iedereen deed mee, vers 3 t/m 5.
Niemand mocht achterblijven in de strijd. Ook de achterhoede moest juichen tot eer van God om de muren te doen vallen. Er was niemand die kon zeggen: ‘Ik strijd op mijn manier,’ want God had Zijn manier al duidelijk gemaakt. Vergelijk eens Efeziërs 6:10-20.
Even met betrekking tot het getal 8. In het Hebreeuws, is 8 het getal van een nieuw begin. Daarmee wil ik niet beweren dat er niet meer principes zijn voor geestelijke strijd maar in dit artikel krijgt het toch een wonderlijk mooie plaats.
Aan Wie behoort het Leeuwendeel in de strijd? Aan Jezus de Leeuw van Juda. Niemand hoort te zijn zoals de zonen van Skevas. Zij gebruikten de naam van Jezus als een soort formule om macht uit te oefenen. Een toverspreuk, zou men in die dagen zeggen. Maar wie stond er centraal? Wie bepaalde de strategie, de tijd, de strijd? Wie werd hier aanbeden? Wie werd er gehoorzaamd?
Hoe vroom deze zonen van Skevas misschien ook geweest mogen zijn, wat ik niet denk, het was in elk geval niet God, die op dat moment werd gehoorzaamd en aanbeden. Dat waren de zonen van Skevas zelf. Daarom was het gebruik van Jezus’ naam, misbruik. Zelfs een vorm van toverij. Waar dat toe leidt, hebben zij geweten en het heeft hun ongetwijfeld berouwd. Jozua en de zonen van Skevas laten het verschil zien tussen werken van het vlees en dat, wat God bewerkt.
Vraagje. Bij welk kamp hoor jij? Het Jozuakamp of het Skevaskamp? Wie is Jezus voor jou?
Shalom
Bronvermelding: Studiebijbel CvB